Interessante ontwikkelingen wetgeving en voedselveiligheid 2025

Week 31

In de Bijlage een verslag van een Europese Commissie Werkgroep Additieven met arcering van de meest relevante passages. Let ook op het voornemen om het gebruik van zilver als kleurstof te verbieden.

Nieuw onderzoek naar veiligheid van styreen in voedselverpakkingen

Styreen wordt gebruikt als bouwsteen voor polystyreen. Polystyreen is een veelgebruikte kunststof voor voedselverpakkingen, waaronder die voor bakkerijproducten zoals gebakdozen, cupcakebakjes en schalen. Het wordt gekozen vanwege de lichte gewicht, stevigheid en goede voedselveiligheidseigenschappen. Kleine hoeveelheden styreen kunnen migreren naar voedsel uit polystyreen verpakkingen. De regelgeving rond styreen in verpakkingen staat onder druk: styreen wordt in Europa geclassificeerd als een stof die mogelijk kankerverwekkend en mutageen kan zijn bij hoge blootstelling. Er zijn daarom initiatieven om het gebruik van polystyreen in voedselverpakkingen te beperken en te vervangen door duurzamere alternatieven, mede omdat polystyreen niet biologisch afbreekbaar is en slecht recycleerbaar blijkt. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft haar eerdere risicobeoordeling van het gebruik van styreen in voedselverpakkingen geactualiseerd. De resultaten van de EFSA tonen geen bewijs voor een mutageen effect van styreen bij orale inname via voedsel. Er zou maximaal 40 microgram styreen uit materialen die in contact komen met voedsel mogen worden overgedragen op één kilogram voedsel. Volgens EFSA is er geen gezondheidsrisico voor consumenten te verwachten bij naleving van deze grenswaarde. De overgrote meerderheid van de concentraties styreen die in het verleden daadwerkelijk in voedsel werden aangetroffen, lag onder de 10 microgram per kilogram. In incidentele gevallen zijn echter concentraties tot 230 microgram styreen per kilogram gemeten.

Meer informatie

Nieuw voedingsenzym goedgekeurd voor verwerking van zetmeel

EFSA heeft de veiligheid beoordeeld van het enzym α‐amylase geproduceerd door een genetisch gemodificeerde stam van Bacillus licheniformis. Het enzym is onder andere bedoeld voor de productie van glucosestroop en andere hydrolysaten uit zetmeel. Daarbij wordt het voedingsenzym aan zetmeel toegevoegd tijdens meng- of vloeibaarmakingsstappen. Het hydrolyseert zetmeel tot dextrines en vermindert de viscositeit van het ontsloten zetmeel. Het voedingsenzym wordt verwijderd uit glucosestroop en andere zetmeelhydrolysaten. De conclusie luidt dat er onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen reden is tot zorgen over de veiligheid.

Meer informatie

Interessante artikelen uit diverse nieuwsbrieven

Week 28, 29 en 30

Hierbij de bijlage van een verslag van een Europese Commissie Werkgroep Nieuwe Voedingsmiddelen. Dit is niet zo relevant omdat de voorstellen betrekking hebben op voedingssupplementen.

Nederlandstalige etiketten

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport schreef een brief aan de Tweede Kamer. Daarin gaat de staatssecretaris in op een motie van Kamerlid Tony van Dijck (PVV) die vraagt om de verplichting te schrappen om voedselinformatie altijd in het Nederlands op etiketten te zetten. De staatssecretaris legt uit dat Europese regels vereisen dat voedselinformatie op etiketten in een taal moet staan die begrijpelijk is voor consumenten in het land waar het product wordt verkocht. Daarom moet in Nederland de informatie in het Nederlands staan, vooral omdat dit belangrijk is voor veiligheid (bijvoorbeeld bij voedselallergieën). De staatssecretaris raadt af om de motie aan te nemen, omdat Nederlandse consumenten goed geïnformeerd moeten zijn. Wel wordt er overleg gevoerd over de mogelijkheid om meertalige etiketten toe te staan (bijvoorbeeld Nederlands én Frans of Duits), om handel gemakkelijker te maken.

Meer informatie

Veiligheid van neotaam (E961) opnieuw beoordeeld

Neotaam (E961) is een kunstmatige zoetstof die in de Europese Unie is toegelaten als levensmiddelenadditief. Het is chemisch verwant aan aspartaam, maar is 30-60 keer zoeter dan aspartaam en tot 8000 keer zo zoet als suiker. Neotaam levert geen calorieën en wordt in zeer kleine hoeveelheden gebruikt in voedingsmiddelen en dranken. Door de specifieke chemische structuur komt er bij vertering veel minder fenylalanine vrij dan bij aspartaam, waardoor neotaam ook door mensen met fenylketonurie gebruikt kan worden. De veiligheidsbeoordeling is opnieuw uitgevoerd door EFSA, gebaseerd op toxicologische onderzoeken bij dieren en mensen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor genotoxiciteit of schadelijke systemische effecten bij de huidige gebruiksniveaus van neotaam. De aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) is verhoogd van 2 naar 10 mg/kg lichaamsgewicht per dag op basis van nieuwe toxicologische gegevens. Aanpassingen worden aanbevolen in de Europese productspecificaties, onder andere wat betreft zuiverheid (verhogen naar minimaal 98%) en een meer nauwkeurige naamgeving van onzuiverheden.

Meer informatie

Informatie over zoetstoffen

Zoetstoffen zijn levensmiddelenadditieven. Ze worden gebruikt in veel bewerkte voedingsmiddelen, zoals banketbakkerswaren, ijs, vruchtengelei, chocoladeproducten, snoepgoed en wafels voor ijs. Ze dienen als calorievrije of caloriearme alternatieven voor suiker. Het Duitse Bundesanstalt für Risikobewertung (BfR) heeft een aantal vragen en antwoorden over dit onderwerp samengevat.

Meer informatie

Chloraat in voeding

Chloraat is een chemische stof en een oxoanion van chloor, met de brutoformule ClO₃⁻. Chloraten zijn meestal de zouten en esters van waterstofchloraat, zoals natriumchloraat en kaliumchloraat. Chloraat is toxisch voor mensen en kan bij langdurige blootstelling de schildklierfunctie verstoren. Acute ernstige vergiftiging ontstaat pas bij hoge doseringen en is zeldzaam bij normale voedingsinname. Het kan ook voorkomen in bakkerijproducten, hoewel het gebruik als gewasbeschermingsmiddel (in de landbouw) in Europa verboden is. Chloraat komt tegenwoordig terecht in voedingsmiddelen door gebruik van chloorhoudende desinfectiemiddelen bij de reiniging van machines, apparatuur en proceswater in de voedselindustrie en via additieven en technische hulpstoffen die met chloraat besmet kunnen zijn. De bakkerijsector behoort niet tot de allerhoogste risicogroepen (zoals zuivel, water, babyvoeding), maar ook granen en graanproducten worden in rapportages vermeld als productgroepen waarin chloraatresiduen kunnen voorkomen. Daarom zijn er Europese limieten opgesteld voor chloraat in levensmiddelen (Verordening 2020/749). Voedselproducenten moeten het gebruik van chloorproducten in productie zoveel mogelijk beperken en inzetten op alternatieve hygiënemethodes. Het German Federal Institute for Risk Assessment (BfR) heeft een aantal vragen en antwoorden over chloraat gepubliceerd.

Meer informatie

Ministerie van VWS informeert Tweede Kamer over belangrijkste beleidsontwikkelingen voedselveiligheid

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeert de Tweede Kamer over dit onderwerp in een brief. Levensmiddelenbedrijven zijn primair verantwoordelijk voor het op de markt brengen van veilige levensmiddelen. Er moet daarbij voldaan worden aan Europese en nationale kaders en normen, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving. Als er een mogelijk voedselveiligheidsrisico wordt vastgesteld, moeten bedrijven binnen vier uur de traceringsinformatie melden aan de NVWA. Uit evaluatie blijkt dat het meldproces soms lastig is. De overheid werkt daarom aan betere ondersteuning en duidelijkere communicatie hierover richting bedrijven.

Er komt verder waarschijnlijk een notificatieplicht voor laboratoria. Dit houdt in dat overschrijdingen bij analyses van voedsel straks rechtstreeks aan de NVWA gemeld moeten worden. Momenteel wordt dit middels een pilot voorbereid.

Per 1 januari 2026 treedt het nieuwe allergenenbeleid in werking, gericht op het bieden van meer duidelijkheid voor consumenten met een voedselallergie. Dat heeft consequenties voor de vermelding van en de omgang met allergenen. De maximumlimieten voor PFAS die sinds januari 2023 van kracht zijn voor vlees, vis en eieren worden in de toekomst mogelijk verder uitgebreid. Ook wordt melding gemaakt van het verbod op het gebruik van rookaroma’s sinds april 2024, de wijzigingen voor verkoop van rauwe melk en te verwachten maximale limieten voor minerale oliën (MOAH) in levensmiddelen. Verder is er aandacht voor de mogelijk effecten van het streven naar een toekomstbestendiger voedselsysteem (zoals het streven naar minder verpakkingsafval en gebruik gerecyclede materialen in verpakkingen) en de mogelijke invloed van klimaatverandering (toename toxinen, meer pathogene micro-organismen en verminderde houdbaarheid).

Consumenten maken zich vooral zorgen over ongezonde voeding (te veel vet, suiker), maar ook over milieuverontreinigingen (zoals microplastics en PFAS).

Het Voedingscentrum stemt voorlichting en adviezen af op deze thema’s.

Meer informatie

Geroosterde barunoten toegelaten voor verhandeling in EU als Nieuw Voedingsmiddel

Op basis van een recente Uitvoeringsverordening van de Europese Commissie (2025/1263) mogen geroosterde zaden van Dipteryx alata sinds juli 2025 als traditioneel levensmiddel uit een derde land binnen de EU worden verhandeld. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) concludeerde dat er op basis van samenstelling en gebruiksgeschiedenis géén reden tot bezorgdheid is omtrent de veiligheid van het product. De geroosterde zaden van Dipteryx alata Vogel, ook bekend als baru noten of barunoot, zijn de eetbare zaden van een tropische boom die veel voorkomt in de Zuid-Amerika. Rauwe baru noten bevatten een trypsineremmer die de vertering van eiwitten bij mensen hindert. Door het roosteren wordt deze stof onschadelijk gemaakt, waardoor de voedingsstoffen goed verteerd kunnen worden. De geroosterde baru noot is rijk aan eiwitten, vezels, vetzuren (waaronder omega-6 en omega-3), magnesium, fosfor, zink en antioxidanten (voornamelijk tocoferolen). Ze worden als snack gegeten, maar ook gebruikt in producten zoals gebak, pesto, koekjes, mueslirepen en kunnen olie leveren die zowel culinaire als cosmetische toepassingen kent.

Meer informatie

NVWA publiceert Jaarbeeld 2024

Het Jaarbeeld laat zien waar de aandacht van de NVWA in 2024 naar uitging en welke resultaten geboekt zijn. Toezicht en werkwijzen van de NVWA worden zoveel mogelijk ingericht op de maatschappelijke ontwikkelingen. Er wordt een part hoofdstuk gewijd aan Voedselveiligheid. Daaruit valt op te maken dat de meeste uren zijn gestoken in de Vleesketen, gevolgd door horeca en ambachtelijke productie en de Industriële productie. De nieuwsberichten over claims (bij eiwitrijke en volkorenproducten) kregen veel aandacht in de media.

Meer informatie

Monitoring Nutri-Score uitgesteld

Het RIVM zou het gebruik van het voedingslabel Nutri-Score gaan monitoren vanaf het invoeringsjaar 2024. De eerste uitgebreide rapportage hierover stond gepland voor 2025, maar wordt uitgesteld tot halverwege 2026 omdat de benodigde data nog niet compleet is. In de tussentijd brengt het RIVM later dit jaar wel alvast een beknopt rapport uit over de invoering van Nutri-Score in 2024.

Meer informatie: zie Bijlage bij deze mail (kst 36600)

Vergunning voor gebruik nieuwe soort genetisch gemodificeerde soja

De Europese Commissie heeft een vergunning verleend voor het op de markt brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja MON 87705 x MON 87708 X MON 89788. EFSA oordeelde dat deze soja even veilig is als zijn conventionele tegenhanger en dat consumptie geen bijzondere voedingskundige problemen oplevert. De toelating geldt voor gebruik in levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten, diervoerder en andere toepassingen (uitgezonderd teelt). De vetzuursamenstelling wijkt af van die van conventionele soja en daarom zijn hiervoor specifieke etiketteringsvoorschriften opgenomen.

Meer informatie

EFSA beoordeelt nieuwe voedingsenzymen als veilig

EFSA oordeelde van de volgende enzymen dat een risico op allergische reacties bij blootstelling aan het voedingsenzym via de voeding niet kan worden uitgesloten, maar dat de kans klein is. Op basis van de verstrekte gegevens was de conclusie dat de voedingsenzymen onder de beoogde gebruiksomstandigheden geen aanleiding geven tot veiligheidsrisico’s.

  • Het voedingsenzym α-amylase (4-α-d-glucaan glucanohydrolase, EC 3.2.1.1) dat wordt geproduceerd met een genetisch gemodificeerde stam van Bacillus licheniformis  Het kan worden gebruikt voor de productie van glucosestroop en andere zetmeelhydrolysaten uit zetmeel. Het hydrolyseert zetmeel tot dextrines en vermindert de viscositeit van het ontsloten zetmeel. Het enzym wordt na het proces verwijderd.

Meer informatie

  • Het voedingsenzym aspergillopepsine I (EC 3.4.23.18) dat wordt geproduceerd met een niet-genetisch gemodificeerde stam van Aspergillus sp. Bij de productie van gebakken producten en andere producten op basis van granen dan gebakken, wordt het voedingsenzym tijdens de bereiding van het deeg of beslag aan bloem toegevoegd. De aspergillopepsine I splitst peptidebindingen in het glutennetwerk, waardoor de stijfheid van het deeg wordt verminderd. Het voedingsenzym blijft aanwezig in de eindproducten.

Meer informatie

  • Het voedingsenzym asparaginase (l-asparagine amidohydrolase, EC 3.5.1.1) dat wordt geproduceerd door een niet-genetisch gemodificeerde stam van Saccharomyces cerevisiae De gist kan aan verschillende grondstoffen worden toegevoegd om asparagine te hydrolyseren, waardoor de vorming van acrylamide tijdens de daaropvolgende verwerking bij hoge temperatuur en lage vochtigheid (bijv. bakken, braden, braden) wordt verminderd. Voor gebakken/gebakken/geroosterd voedsel wordt het voedingsenzym in verschillende stadia van de productie toegevoegd aan een verscheidenheid aan zetmeelrijke voedingsmiddelen (bijv. meel, aardappel). Voor brood, koekjes en gebak wordt het tijdens het maken van deeg aan bloem toegevoegd. De gist blijft achter in de uiteindelijke bewerkte voedingsmiddelen, maar wordt waarschijnlijk wel geïnactiveerd als gevolg van de verhittingsstap.

Meer informatie

RIVM verdiept zich in risicobeoordeling van PFAS-mengsels in voedsel en drinkwater

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO(World Health Organization )) werkt aan een risicobeoordeling voor mengsels van PFAS in voedsel en drinkwater. Het RIVM heeft hiervoor een overzicht gemaakt van verschillende manieren om de kans op schadelijke gezondheidseffecten van deze mengsels te beoordelen. De wetenschappelijke informatie wordt op een rij gezet en besproken. Het rapport geeft bijvoorbeeld een overzicht van manieren om PFAS in groepen in te delen en te ordenen op basis van dezelfde gezondheidseffecten. Ook bespreekt het hoe stoffen in mengsels op elkaar kunnen reageren. Het RIVM is gevraagd een advies te geven welke methode voor PFAS het beste is, maar kan dat nu nog niet geven. Het hangt af van verschillende factoren waarover de WHO nog een keuze moet maken. Bijvoorbeeld welke gezondheidseffecten het belangrijkste zijn om in de risicobeoordeling op te nemen. En van welke PFAS de schadelijke effecten zullen worden beoordeeld. Dit zal in de volgende fase van het WHO-onderzoek duidelijk worden. Wel geeft het RIVM enkele voorkeuren aan. Zo blijkt uit de wetenschappelijke literatuur dat de hoeveelheden van verschillende stoffen waar mensen aan blootstaan, voor de risicobeoordeling bij elkaar kunnen worden opgeteld. Dat heet in jargon dosis-additie. Dat komt doordat veel PFAS zich op dezelfde manier in een lichaam gedragen en dezelfde effecten op de gezondheid hebben. Verder heeft het RIVM een voorkeur voor een zogeheten component-gebaseerde aanpak. Deze beoordeelt de risico’s van elke aparte stof in het mengsel en niet van het mengsel als geheel. PFAS komen in mengsels in zoveel verschillende combinaties voor dat het moeilijk is om elk mengsel als geheel te beoordelen. Deze voorkeuren geven de WHO richting om een goede methode op te stellen om mengsels van PFAS in voedsel en drinkwater te beoordelen.

Meer informatie

Aanpassing van EU-normen voor bestrijdingsmiddelenresiduen in voedsel per juli 2025

De Europese Commissie heeft op 2 juli 2025 een verordening vastgesteld die de bijlagen II, III en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wijzigt. Deze bijlagen bepalen de maximum residugehalten (MRL’s) voor bepaalde bestrijdingsmiddelen (pesticiden) in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong. Deze verordening gaat over het aanpassen van de toegestane maximale hoeveelheden resten (residuen) van de volgende werkzame stoffen in verschillende producten zoals meloenen, bramen, frambozen, verschillende groenten en honing. Dit gebeurt op basis van nieuwe data en veiligheidsbeoordelingen.

  • Amidosulfuron
  • Azoxystrobin
  • Hexythiazox
  • Isoxaben
  • Picloram
  • Propamocarb
  • Natriumzilverthiosulfaat
  • Tefluthrin

Meer informatie

Interessante artikelen uit diverse nieuwsbrieven

.