Drieploegendienst: kun je daar iets mee?

Voor de één een rooster om nooit in te ruilen, voor de ander een molensteen om de nek. De drieploegendienst is zowel geliefd als gehaat. Geliefd omdat medewerkers rekenen op het vrije weekend en zweren bij de voorspelbaarheid ervan. Minder geliefd omdat het rooster weinig tot geen flexibiliteit biedt en de vijf achtereenvolgende ochtend- en nachtdiensten als zwaar worden ervaren.

De langzame rotatie van het rooster wordt niet alleen als zwaar ervaren (hoewel er altijd mensen zijn die zich senang voelen bij het ritme), maar roosterdeskundigen betitelen het ook als zwaar.

Op jonge leeftijd werkzaam in de drieploegendienst is het meest gehoorde bezwaar dat de start van de eerste ochtenddienst na een week nachtdienst als zwaar wordt ervaren. Na meerdere jaren in het rooster – 20 tot 30 jaar is niet zeldzaam – gaan de ochtend- en nachtreeksen een rol spelen.
In antwoord op de vraag hoe medewerkers tegen die ontwikkeling aankijken hoor je dat het er niet beter op is geworden. Toenemende vermoeidheid en bezwaren tegen schakelen naar de volgende week is veelgehoord. Die ervaring vertalen naar langer doorwerken in ploegendienst door de opgeschoven AOW-leeftijd is aanleiding om stil te staan bij mogelijke alternatieven.

Welke tips zijn er om het denken over aanpassing van de drieploegendienst op gang te krijgen? Hier volgt een aantal:

  1. Een drieploegendienst dekt in de meeste gevallen 112 of 120 uur bedrijfstijd af. Dat is feitelijk het uitgangspunt. Is die bedrijfstijdbehoefte nog actueel? Of is er sprake van regelmatig overwerk om het werk op tijd af te krijgen? Sta stil bij de feitelijke bedrijfstijdbehoefte, al dan niet in een verschijning die enige variabiliteit op jaarbasis vraagt. Biedt dat perspectief op een ander rooster?
  2. Een rooster met zeven dagen per week ochtend- en middagdienst (dus afschaffen van de nachtdienst) levert bij een werkdag van 8 uur 112 uur bedrijfstijd op. Kan uw proces dagelijks stilgelegd worden zonder dat het tot ongewenste start- of stopkosten leidt? Zo niet, dan is dit een no-go. Of zijn er aanpassingen in techniek of proces mogelijk die dit op termijn wel mogelijk maken?
  3. Is een enkele stop van 8 uur ergens in de week een alternatief? Hiermee kunnen blokken diensten doorbroken worden en is een snelle rotatie van het rooster mogelijk.
  4. Kan de hoeveelheid nachtarbeid verlaagd worden door stil te staan bij de bezetting? Is het noodzakelijk dat er ’s nachts evenveel medewerkers aanwezig zijn als overdag? Welk deel van het werk dat ’s nachts wordt uitgevoerd is tijdgebonden? Kan een deel naar een ander tijdstip verplaatst worden waardoor je met minder mensen (en dus minder vaak) ’s nachts hoeft te werken?
  5. Is zelfroosteren een optie? In een eerder blog is al geschreven over chronotypes en zeggenschap over werktijden.
  6. Gebruik je reservecapaciteit om de feitelijke werkweek en de contractuele werkweek op elkaar af te stemmen door lange reeksen diensten in te korten.

Onderzoek de bezwaren die (bij alle partijen) leven rondom de drieploegendienst en betrek medewerkers daarbij. Zoek in eerste instantie de ruimte om over alternatieven na te denken. Beperkingen, al dan niet oplosbaar, komen later wel aan de orde.

Fred van den Bosch (AWVN)
Reageren? Of vragen n.a.v. deze blog?
Mail naar blogaroundtheclock@awvn.nl of bel met de AWVN-werkgeverslijn: 070 850 86 05.